Inleiding
Het is op 27 september 80 jaar geleden dat dit huzarenstukje van verzetsheld, zwemmer en waterpoloër Piet de Winde, lid van Scheldestroom uit Breskens, in de nacht van 27 op 28 september 1944 heeft plaats gevonden.
![]() |
Scheldestroom werd Zeeuws Kampioen in 1942. Met de spelers Eli Carels, Bram de Vlieger, Thomas Cambier, Leen de Vlieger, Henk van Melle met leren polobal, Arjaan de Meester. Cor Westdorp en Piet de Winde. Bestuursleden: Leen Schrier, Teeuw van Meenen, Kees Manneke, Hein Kouwe, René van Quekelberghe. Izaak de Hulster en voorzitter Krijn Maas. |
Een mooi moment om zijn daad nog eens te memoreren. Temeer omdat het de laatste decennia in de pers nauwelijks meer aandacht heeft gekregen, behoudens dan in mijn boek ‘Historie van de Scheldebekerwedstrijden’ uit 2019. Zelfs niet in het toch complete en voortreffelijke boek van historicus Tobias van Gent en Hans Sakkers ‘Slag om de Schelde’, eveneens uit 2019.
Situatie
Terwijl alle aandacht uitgaat naar operatie Market Garden, de massale luchtlandingen en gevechten om de bruggen bij Arnhem, Grave en Nijmegen, wordt er intussen ook zwaar strijd geleverd in zuidwest Nederland.
Na de verrassend snelle Geallieerde doorstoot vanuit Normandië naar het noorden en de verovering van Antwerpen op 4 september 1944 met zijn vrijwel onbeschadigde havenkaden (ca. 50 km lengte) en kraaninstallaties, stagneert daar de strijd. Opperbevelhebber Montgomery is dusdanig gefixeerd op zijn Market Garden operatie, dat hij het strategisch belang van Antwerpen en daartoe de vrijmaking van de Westerschelde uit het oog verliest.
Daarentegen beseft Hitler als geen ander dat een vrije toegang van de Geallieerden tot de havens van Antwerpen het einde voor zijn Duitse Rijk kan betekenen. “Stand houden achter de Braakman en het Leopoldkanaal”, luidt dan ook zijn bevel. De Duitsers zetten alles op alles om de Westerschelde te verdedigen tot de laatste man.
Wanneer pas een maand later ‘de Slag om de Schelde’ losbrandt met de poging van de Canadezen om het Leopoldkanaal over te steken naar Zeeuws-Vlaanderen, worden ze teruggeslagen met zware verliezen.
Er blijkt geen doorkomen aan tegen de Duitsers die een maand lang respijt hebben gekregen om zich te herstellen en sterke defensieve posities op te bouwen achter het Leopoldkanaal en achter de Braakman (toen nog een zee-inham tussen Oost en West Zeeuws-Vlaanderen).
Pieter de Winde (Breskens, 5-3-1925 / Amersfoort, 19-10-1997).
Nadat hij in 1943 geslaagd is voor het behalen van zijn HBS diploma in Oostburg, duikt Piet de Winde onder bij dominee Evers in Zuidzande om zich te onttrekken aan de verplichte Arbeitseinsatz. Daar kan hij niet blijven want het huis kraakt en piept wanneer iemand heen en weer loopt. Na een maand vindt hij onderdak bij familie Schijve in Oostburg. Daar zitten meer onderduikers en betrokkenen bij het verzet.
Steeds verder raakt hij in het verzet. In het laatste oorlogsjaar 1944 is de 19 jarige Piet de Winde (verzetsnaam 'Centiel') commandant van de K.P. West Zeeuws-Vlaanderen.
Bressiaander Piet Oosterling (1919-1983, 'Link") behoort ook tot één van de leidende K.P. figuren. Deze knokploeg is o.a. verantwoordelijk voor de geslaagde overvallen op de centrale distributiekantoren van Kloosterzande (20 maart 1944) en Oostburg (3 op 4 augustus 1944).
Bij de mislukte overval van een 28 man grote knokploeg op het Huis van Bewaring aan de Weteringschans in Amsterdam om een aantal mede-verzetsstrijders te bevrijden, kunnen de beide vertegenwoordigende Zeeuwse deelnemers Piet de Winde en Krijn de Vos, bijtijds veilig wegkomen.
Binnen de eigen verzetsgroep worden ook moeder Sara en de 17-jarige zus Hannie “Puck” de Winde regelmatig ingeschakeld bij het vervoer van de gekraakte distributiebonnen, van wapens en verbergen van geallieerde piloten en onderduikers, het verspreiden van het illegale blad 'Trouw', het verzamelen van allerlei gegevens over Duitse troepen en fortificaties, enz.
Evenals de verzetsgroepen op Walcheren (Grijpskerke), Zuid-Beveland (Goes), Noord-Beveland (Wissenkerke) en Oost Zeeuws-Vlaanderen (Terneuzen) beschikken ook zij over een radiozendapparaat in 1944. Die van Breskens, later, na het bombardement op Breskens van 11 september 1944 vervoerd in een kinderwagen naar Schoondijke, is afkomstig uit een neergestort Frans vliegtuig.
Er zijn problemen in september 1944. Men krijgt geen verbinding meer met de K.P. Oost Zeeuws-Vlaanderen van Rudolf Fassaert (de staf daar was op 17 september opgepakt, maar de zender kon tijdig worden afgebroken). Ook het verzet op Walcheren kampt met dit probleem. Ze kunnen hun vergaarde inlichtingen niet meer kwijt, nu ook de bootverbinding met Zeeuws-Vlaanderen niet langer mogelijk is. Belangrijke berichten moeten naar de Canadezen worden overgebracht, zoals afspraken voor wapendroppings, over zendcodes, uit te zenden radiofrequentie met roepnamen, het doorgeven van inlichtingen over waar Duitse militairen en waar de burgerbevolking is geconcentreerd. Daaraan gekoppeld dringende verzoeken om de vele zinloze beschietingen en bombardementen van Zeeuws-Vlaamse plaatsen en boerderijen stop te zetten. Dat kan vele burgerlevens sparen.
“Tot driemaal toe kregen we van de Walcherse zender een bericht,” vertelde Piet de Winde. “Ze verzochten ons dringend om contact op te nemen met de Geallieerden. Maar hoe?”
Via de fronten over het Leopoldkanaal ging niet. Het stikte daar van de Duitsers. Die hadden zich overal ingegraven. Daar was niet doorheen te komen.
“Samen met Co Mulder (de plaatselijke commandant van de O.D. te Biervliet) heb ik op de fiets ook een verkenningstocht gemaakt langs de Braakman tot aan de Westerschelde, vanaf Philippine tot aan Hoofdplaat. Maar ook daar hetzelfde, overal Duitsers in schuttersputjes. Maar even voor Nummer Zeven, enkele kilometers ten oosten van Hoofdplaat, veranderde dat. Steeds minder Duitsers. En na Nummer Zeven geen enkele Duitser meer. Kennelijk verwachtten zij daar geen aanval.
Op het hoofdkwartier van de B.S. in Schoondijke vertelden we onze bevindingen en over mijn plan om als koerier de monding van de Braakman over te zwemmen naar Terneuzen, naar het reeds door de Polen bevrijdde Oost Zeeuws-Vlaanderen. Ze gaven me weinig kans”.
Toch is Centiel daarvoor de meest bekwame man: sportief, fysiek en mentaal sterk, een goede afstandszwemmer*, lid van zwem- en polovereniging ‘Scheldestroom’ en hij spreekt goed Engels. Hij stampt alle over te dragen informatie in zijn hoofd, hult zich in het uniform met leren jack, vliegerkap en zeemleren handschoenen van de ondergedoken Canadese piloot luitenant Raymond Gordon Sim, inclusief zijn papieren en Frans bevrijdingsgeld, compleet met Canadese brieven en het naamkaartje van een Engels vriendinnetje. Dit alles als alibi voor het geval hij 'gepakt' wordt door de Duitsers. Ook het rubber opblaasbare reddingsvlotje, dat voorzien is van een kleine mast met zeiltje, wordt 'geleend'.
Bij het afscheid nemen van zijn ploeggenoten zegt Piet vol bravoure: “Als ik overkom wordt de volgende dag de HBS en de watertoren in Oostburg gebombardeerd”. In de HBS zat het hoofdkwartier van de Duitsers en in de watertoren zat het peilstation om zenders op te sporen.
“’s Avonds ben ik met verzetsvriend Rinus de Jonge (‘Remond’) naar Nummer Zeven gefietst en me daar in een boerenschuur snel omgekleed in een Canadees vliegersuniform. Mocht ik tijdens de overtocht door de Duitsers gepakt worden, dan moesten ze denken dat ik een geallieerde piloot was. Geen burger of verzetsman.”
Die avond van de 27e regent het, het is licht bewolkt, donker en het onweert boven Beveland. Er staat een krachtige noordwesten wind (5 Beaufort1) met een flinke golfslag.
Het zit niet mee: bij de tewaterlating van het rubber bootje, tijdens het afduwen omstreeks 21.00 uur door De Jonge', schuurt de onderkant over een met pokken begroeid paaltje en raakt lek. Terug op de dijk wordt de scheur bekeken. Uitstellen?.... Nee, dat mag niet! De schade valt mee, alleen de bodem, niet het opblaasbare deel. Het is opschieten geblazen, de vloedstroom loopt niet lang meer.
Bij de tweede poging loopt De Winde vanaf de dijk eerst tot borstdiep water voor hij in het bootje klimt. Horloge en het kompas weigeren al. Vanaf de dijk is het bootje nog enige tijd te zien. Bij deze windrichting valt het niet mee om met dat kleine zeiltje uit het zicht van de dijk te komen. Het bootje draait en keert en wil geen koers vinden. Het zeil kilt. Door de noordwestenwind en stroom drijft Centiel terug naar de kust, de Braakman in. Enige tijd later, ter hoogte van de Paulina-haven strandt hij in het slik van 'de Appelzak'.
“Plotseling hoorde ik een hond blaffen en enkele stemmen in het Duits praten.”
Maar geen Duitser bespeurt hem. Hij moet Oost Zeeuws-Vlaanderen bereiken!
Het tij is inmiddels gekeerd tot afgaand. Tegen de ebstroom en zeilend tegenin de krachtige noordwester de stroomgeulen over steken? Dat zal moeilijk gaan. Dan maar zwemmend verder.
“Ik heb toen mijn bootje laten wegdrijven, de meeste kleren uitgetrokken en ben gaan zwemmen. Mijn vliegerjack hield ik aan voor het geval de moffen mij zouden pakken.”
Met de poolster aan zijn linkerkant zet Piet zijn tocht zwemmend voort. Nu de stroom gedraaid is, niet te ver uit de kust en zeker niet in de zuidelijke Scheldevaargeul daar waar de stroming veel sterker is (tot 3,5km/uur) dan in de ondiepe gedeelten vlak onder de wal.
De watertemperatuur is 14,5 graden2
Dan voelt hij vaste grond onder de voeten: de monding van de Braakman! Die is daar iets van 3 km. breed. Eerst even wat geconcentreerd voedsel naar binnen werken en dan weer verder. Al wadend en ploeterend over de ondiepten, de modder- en zandplaten van de Savojaardsplaat, afgewisseld met zwemmen over de stroomgeulen, bereikt hij in de vroege ochtend de oostelijke dijk aan de Braakman (de noordwesthoek van de Nieuw Neuzense polder), ongeveer 7 uur nadat hij te water is gegaan, zo'n 6 km. verderop.
Gespannen maar heel voorzichtig, kruipt De Winde verkleumd, nat en vermoeid maar ook beducht voor landmijnen, de zeedijk over.
“Op de radio had ik wel gehoord dat Terneuzen was bevrijd maar niet of de Geallieerden ook al over het kanaal van Gent naar Terneuzen waren.
“Toen zag ik daar op de weg een Duits gasmasker liggen. De moffen zijn weg, dacht ik gelijk, want geen enkele Duitser zou zijn gasmasker zomaar in eigen gebied laten liggen. Daar stond de kogel op. Alle spanning viel toen van me af.”
In het nachtelijk donker, klopt hij aan bij een boerderij, die van Jacob Maas. De verdwaalde 'Canadees' wordt er gastvrij opgevangen en geniet van een beker heerlijke warme melk.
“Ik ben de hele tijd Engels blijven praten, want de telefoonlijnen naar West Zeeuws-Vlaanderen waren nog intact. Als iemand vanuit Terneuzen naar de Duitsers zou bellen dat ik daar zat, dan zouden mijn ouders er vast en zeker aangaan.”
Jacob Maas brengt de Winde die morgen naar het hoofdkwartier van de Canadezen in Terneuzen. Pas daar maakt de ‘Canadese piloot’ zich bekend.
Urenlang wordt hij ondervraagd en uitgehoord.
Nogmaals wordt Piet de Winde aan de tand gevoeld ’s avonds op het hoofdkwartier van de 4e Canadese pantserdivisie in Eekloo.
Hiervan is de volgende aantekening te lezen in het War Diary van de divisie (Eecloo, 28/9): << These lectures were of great benefit.
At approx 15.30 hrs Brig J.C. Jefferson, Comd 10 Cdn Inf Bde, brought a Dutch agent to Main Div HQ. This agent swam the SAVOJAARTS PLAAT and contacted elements of the 29 Cdn Armd Recce Regt. Many agents, bonafide and self styled have appeared at this HQ with reports varying in accuracy. This one, if the story is true turn out to be a gold mine; he claims to have a wireless link with agents at SCHOONDIJKE >>
Nog geen dag later worden de HBS en de watertoren in Oostburg gebombardeerd.
Nadat de nodige scepsis is overwonnen en zijn betrouwbaarheid (en de verstrekte informatie) wordt bevestigd blijft Piet de Winde tot 9 november in het zog van het Canadese commando. Regelmatig wordt hij als tolk gebruikt, geraadpleegd (zoals voor het interpreteren van luchtfoto's) en zijn mening gepolst over aanstaande operaties. Opvallend veel vragen in de dagen na zijn zwemtocht worden hem gesteld over de situatie en de Duitse militaire sterkte in de omgeving van Biervliet en uitgebreid over de zeedijk met zijn voorland tussen Hoofdplaat en de Paulinehaven.
De aanvankelijk als afleiding bedoelde aanval met Buffalo's en Terrapins amfibie voertuigen, onder zware rookgordijnen, door de 9e Brigade over de monding van de Braakman vanuit het reeds door de Polen bevrijde Terneuzen in de nacht van 8 op 9 oktober verloopt dermate succesvol, dat het gevormde bruggenhoofd opgewaardeerd wordt. Generaal Simonds (1903-1974) past zijn plannen aan door zijn 8e Brigade er achteraan te sturen. Te meer daar de verschillende aanvallen vanuit het zuiden over het Leopoldkanaal zeer moeizaam verlopen en met zware verliezen gepaard gaan. De Canadezen landen bij Nummer Zeven, even ten oosten van Hoofdplaat. Op dezelfde plaats waar op 27 september de verzetsstrijder Piet de Winde aan zijn lange nachtelijke tocht door de Westerschelde, over de monding van de Braakman begon.
Na de oorlog kiest De Winde voor een militaire loopbaan bij de Koninklijke Marine en op 6 oktober 1952 wordt hij als luitenant ter zee 2e klasse voor zijn verzetswerk onderscheiden met de Bronzen Leeuw, de op één na hoogste onderscheiding die ons land kent.
Evenals zijn moeder Sara de Winde (1900-1993) en postuum zijn zus Hannie (1927-1972) in 1981, wordt ook hem het Verzetsherdenkingskruis uitgereikt.
Voetnoten
Tijdens de Zeeuwse Zwemkampioenschappen 1941 zwom hij de 100m in 1.17,-
Hij werd in 1942 met Scheldestroom waterpolokampioen van Kring Zeeland.
(Dit artikel is een ingekorte en aangepaste versie van hetgeen in mijn boek ‘Historie van de Scheldebekerwedstrijden’ is beschreven. Voor bronnenvermelding, zie aldaar.)
Piet Schop, september 2024.
Integraal op noww.nl gepubliceerd met toestemming van de auteur